[go: up one dir, main page]

Naar inhoud springen

Smalplaatrussula

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Smalplaatrussula
Smalplaatrussula
Taxonomische indeling
Rijk:Fungi (Schimmels)
Stam:Basidiomycota (Steeltjeszwam)
Klasse:Agaricomycetes
Onderklasse:ongeplaatst (incertae sedis)
Orde:Russulales
Familie:Russulaceae
Geslacht:Russula
Soort
Russula chloroides
(Krombh.) Bres. (1900 [1])
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Schimmels

De smalplaatrussula (Russula chloroides) is een paddenstoel uit de familie Russulaceae. Hij vormt mycorrhiza met eik (Quercus), Fagus en linde (Tilia), vooral in lanen, soms in loofbossen op neutrale tot kalkhoudende zand- en kleibodems.[2] De vruchtlichamen verschijnen tussen juli en oktober.

Macroscopische kenmerken

[bewerken | brontekst bewerken]
Hoed

De hoed is heeft een diameter van 5 tot 13 centimeter en behoort hiermee tot de grotere russula's. Het oppervlak van de hoed is jong wit, glad, mat en fluweelachtig mat. Later kan het kaal zijn en plaatselijk geheel roomgeel tot okerbruin. Bij vochtig weer is de bovenkant van de hoed vettig tot dun en glanzend. De hoedhuid kan slechts een klein stukje worden afgepeld.

Lamellen

De lamellen staan dicht op elkaar die bij jonge exemplaren een groenige weerschijn vertonen, een onderscheidend kenmerk ten opzichte van verwante soorten zoals de witte russula (Russula delica).

Steel

De steel is kort en dik (2,5–60 (9) × 10–20 (3,6) cm). De binnenkant van de steel is vol tot kamerachtig en hol, het oppervlak heeft fijne lengtenerven en is op jonge leeftijd wit en mat. Naarmate hij ouder wordt, kan de steel op sommige plaatsen bruin worden.

Geur en smaak

Het vruchtvlees is zeer stevig, wit en mild, maar kan soms pittig worden. De geur is onkarakteristiek en onopvallend. Het kan fruitig of eerder onaangenaam zijn.

Sporenprint

De sporenprint is wit tot bleek creme (Ib-IIa volgens Romagnesi).

Chemische reacties

Het vruchtvlees van de hoed reageert oranjeroze met ijzersulfaat, blauwgroen met guaiac en wijnkleurig met fenol.

Microscopische kenmerken

[bewerken | brontekst bewerken]

De bolvormige tot grotendeels ellipsvormige sporen meten 7,9–10,7 x 7,0–9,1 µm. De Q-waarde (quotiënt van sporenlengte en -breedte) is 1,1–1,2. Het sporenornament bestaat uit geïsoleerde, grove wratten tot 1,8 µm hoog, die plaatselijk met elkaar verbonden zijn tot een fragmentarisch netwerk.

De viersporige, knotsvormige basidia zijn 50-75 µm lang en 11-15 µm breed. De talrijke hymeniale cystiden worden grijszwart met sulfobenzaldehyde. De cheilocystidia zijn spoelvormig tot knotsvormig en aan de punt meestal afgerond. Ze meten 40–110 × 6–12 µm, terwijl de vergelijkbare maar iets grotere pleurocystidia meten 60–105 × 8–13 µm.

De hoedhuid bestaat uit cilindrische, meestal vertakte en gesepteerde, 3-5 µm brede haren. Daartussen bevinden zich cilindrische pileocystidia, meestal ingesnoerd aan de punt en gedeeltelijk gesepteerd, 3-6 µm breed, die een grijszwart gehalte aan sulfobenzaldehyde hebben.

Verwarrende soorten

[bewerken | brontekst bewerken]

De smalplaatrususla wordt soms verward met oude exemplaren van de fijngegordelde melkzwam.

Europese verspreidingsgebied

De smalplaatrussula komt wereldwijd voor in Japan, Mexico en Canada. Hij is wijdverspreid in Europa en komt vooral veel voor in Midden-Europa. Vanwege de lage bodemeisen wordt aangenomen dat hij plaatselijk algemener voorkomt dan de witte russula.

In Nederland komt de smalplaatrussula matig algemeen voor.[2]