[go: up one dir, main page]

Naar inhoud springen

Hirola

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Hirola
IUCN-status: Kritiek[1] (2016)
Hirola
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Chordata (Chordadieren)
Klasse:Mammalia (Zoogdieren)
Orde:Artiodactyla (Evenhoevigen)
Familie:Bovidae (Holhoornigen)
Onderfamilie:Alcelaphinae (Koeantilopen)
Geslacht:Beatragus
Soort
Beatragus hunteri
(Sclater, 1889)
Hirola
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Hirola op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie

De Hirola (Beatragus hunteri soms Damaliscus hunteri) ook bekend als Hunter's Hartebeest is het enige lid van het geslacht Beatragus.

Hirolas staan bekend als de "vier-ogenantilopen," vanwege hun grote glandulae praeorbitales. Het dier heeft een schofthoogte van 100 tot 125 centimeter, is 120 tot 200 centimeter lang en weegt 80 tot 118 kg. De staart is 30 tot 45 centimeter lang. Hun vacht is zandbruin van kleur, grijzer bij de mannetjes dan bij de vrouwtjes, met een lichtere onderbuik en een kleine witte, brilachtige, strook op de brug van de neus. De hoorns zijn liervormig en zeer opvallend geringd.

De Hirola komt tegenwoordig[(sinds) wanneer?] alleen nog maar voor op grote droge vlakten op de grens met Kenia en Somalië. Voorheen kwam de soort ook voor in Somalië maar men vermoedt dat ze in dit land sinds 2005 is uitgestorven.

Kuddes bestaan uit twee tot veertig vrouwtjes onder leiding van een territoriaal mannetje. Vrijgezelle kuddes van vijf of meer mannetjes zijn vrij gebruikelijk. De dominante mannetjes zijn zeer territoriaal. Als mannetjes vechten, laten ze zich op de knieën zakken terwijl ze met hun hoorns de tegenstander met de achterpoten naar voren duwen.

Deze antilopen zijn dagdieren en besteden voornamelijk de ochtenden en de namiddagen aan grazen. Naast gras eten de Hirola's soms ook bladeren. Het meest van hun vocht halen de dieren uit de ochtenddauw.

De Hirola is een ernstig bedreigde diersoort. Momenteel[(sinds) wanneer?] zijn er nog tussen de 500 tot 1000 exemplaren in het wild. In 1980 bestond het bestand nog uit zo'n 7.000 dieren terwijl slechts tien jaar eerder er nog meer dan 14.000 dieren geteld werden. De sterke afname heeft te maken met het moeten concurreren met vee waardoor er niet voldoende voedsel is in een gebied dat zonder meer al geteisterd wordt door grote droogtes. Ook de jacht op het dier heeft een rol gespeeld.

In het Tsavo National Park in Kenia zijn er in de jaren zeventig enkele exemplaren herplaatst. Hier bestaat de kudde ondertussen uit alweer meer dan honderd exemplaren. Hiermee kan hopelijk worden voorkomen dat het dier uiteindelijk definitief zal uitsterven.