[go: up one dir, main page]

Naar inhoud springen

Behaarde grasslak

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Xerotricha apicina
Behaarde grasslak
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Mollusca (Weekdieren)
Klasse:Gastropoda
(Slakken of buikpotigen)
Orde:Pulmonata (Longslakken)
Superfamilie:Helicoidea
Familie:Hygromiidae
Geslacht:Xerotricha
soort
Xerotricha apicina
(Lamarck, 1822)
Originele combinatie
Helix apicina
Aanwezigheid in Europa per land
 aanwezig
 geen gegevens
Synoniemen
  • Helicella (Xerotricha) apicina (Lamarck, 1822)
  • Helix apicina Lamarck, 1822
  • Helix bucheti Mabille, 1898
  • Helix horridula Westerlund, 1892
  • Helix hypaeana Bourguignat in Locard, 1882
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
(en) World Register of Marine Species
Portaal  Portaalicoon   Biologie

De behaarde grasslak (Xerotricha apicina) is een op het land levende longslak uit de familie Hygromiidae.

De soortnaam werd in 1758 ingevoerd door Jean-Baptiste de Lamarck (1744-1829) als Helix apicina.[1] Door andere inzichten in de taxonomie is de soort later in het geslacht Xerotricha geplaatst. Als gevolg van deze naamswijziging worden auteursnaam en datum nu tussen haakjes gezet. De naam apicina heeft mogelijk betrekking op de stekelige haartjes. Apis (latijn) = (honing)bij.

De schelp is breder dan hoog, is aan de bovenzijde licht afgeplat met stompe top en heeft aan de onderzijde een open, ronde navel. Er zijn 4-5 regelmatig in grootte toenemende, convexe windingen die door een diepe sutuur van elkaar gescheiden zijn. De mondopening, wijkt aan de onderzijde naar achteren. De palatale zijde is regelmatig afgerond, de voorlaatste winding steekt betrekkelijk ver de mondopening in. De mondrand is scherp, niet omgeslagen en niet verdikt en is discontinu. Beide uiteinden van de mondrand komen relatief dicht bij elkaar. De sculptuur bestaat uit zwakke en onregelmatige fijne spiraallijnen. De schelp is mat, opaak, wit tot grijsachtig met kleine hoornbruine tot rossige vlekjes langs de sutuur. De mondrand heeft geen afwijkende kleur. Het schelpoppervlak is bezet met korte haren. De columellaire zijde is gebogen en is bij de navel iets verdikt.[2]

Afmetingen van de schelp

  • hoogte: 5 mm.
  • breedte: 9 mm.

De slak leeft in vochtige omgevingen, zoals struikgewas en grasland. Ze zijn te vinden onder vochtige dode bladeren.

Huidige verspreiding

[bewerken | brontekst bewerken]

Zuid-Europa, mediterraan.

In Nederland werd Xerotricha apicina in 2003 gevonden in het oeverland van het Kennemermeer bij IJmuiden aan Zee. Het is onduidelijk of de soort daar op natuurlijke wijze terecht is gekomen of met hulp van de mens. Aangezien de soort een mediterrane verspreiding heeft, de Nederlandse vindplaats geïsoleerd is, en de soort als fossiel nooit in Nederland en Noord-West-Europa is aangetroffen zou dat er op kunnen wijzen dat sprake is van een exoot.

[bewerken | brontekst bewerken]