Dyslexie
Dyslexie | ||||
---|---|---|---|---|
Lezende kinderen
| ||||
Coderingen | ||||
ICD-11 | MB4B.0 | |||
ICD-10 | F81.0, R48.0 | |||
OMIM | 127700 127700 604254 606896 606616 608995 300509 | |||
DiseasesDB | 4016 | |||
standaarden | ||||
MeSH | D004410 | |||
|
Dyslexie (uit het Grieks δυς- dys- ("beperkt") en λέξις lexis ("woord"), dus beperkt lezen; ook wel (onterecht) soms nog steeds als woordblindheid aangeduid: deze laatste term is een helaas voortlevend oppervlakkig atavisme uit de beginperiode na de eerste beschrijving van deze aandoening eind 19e eeuw. Er had toen nog onvoldoende meer diepgaand onderzoek plaatsgevonden. De oorspronkelijke term ¨woordblindheid¨ raakte daardoor verouderd en in strijd is met de voortschrijdende inzichten in de aard ervan (die inzichten zijn verworven bij de alsnog meer diepgaande vervolgonderzoeken, die zich niet langer beperkten tot slechts oppervlakkige kenmerken). Dyslexie wordt doorgaan gekenmerkt door vooral 5 herkenbare symptomen, die in 1881 door de Duitse onderzoeker Oswald Berkhan werden opgesomd (zie hieronder).
Juiste benaming en onjuiste vooroordelen
Lange tijd werd m.b.t. dyslexie ten onrechte gesproken over zogenaamde ¨woordblindheid¨, een letterlijke vertaling van de term ¨Wortblindheid¨ die gebezigd werd door de eerste onderzoekers van de betreffende symptomen in Duitsland, het land waar dit verschijnsel als eerste was opgemerkt en wetenschappelijke onderzocht.
De oorspronkelijke term "woordblindheid" werd geleidelijk vervangen door "dyslexie" als de voorkeursbenaming voor de specifieke moeilijkheden, die vandaag de dag onder deze term vallen bij het kunnen lezen en ook schrijven van woorden, die niet passen bij de mate van taalontwikkeling, waarover een persoon op een bepaalde leeftijd en na het genieten van een bepaalde periode onderwijs normaliter geacht zou worden te beschikken.
Vanuit een traditioneel medisch perspectief wordt de aandoening gedefinieerd als een probleem voor kinderen bij het leren lezen en schrijven. In het conventioneel klaslokaalonderwijs ontwikkelen zij niet de taalvaardigheden voor lezen, schrijf- en spellingsgebieden die evenredig zijn met hun intellectuele capaciteiten. Naast leesproblemen kunnen zich gelijktijdig voorkomende problemen manifesteren op het gebied van motorische coördinatie, concentratie, uit-het-hoofd-leren en tijdsbeheer.
Dyslexie kan optreden bij kinderen als ontwikkelingsstoornis, doch ook als gevolg van hersenbeschadiging.In dit laatste geval kunnen de symptomen zich ook pas gaan voordoen op latere leeftijd, na een ongeval dat betreffend letsel veroorzaakte.
In verband met het hardnekkig onjuist vooroordeel dat dyslexie verband zou houden met een zogenaamde lagere intelligentie is het belangrijk dat onderwijsprofessionals en ouders zich bewust zijn van de neurologische basis van dyslexie en begrijpen dat deze leerstoornis geen enkele indicatie is van een lagere intelligentie. Vroege diagnose en gerichte ondersteuning kunnen kinderen met dyslexie helpen hun volledige potentieel te bereiken.
Iemand met dyslexie heet een dyslecticus of dyslectica, meervoud respectievelijk dyslectici en dyslecticae, maar wordt geslachtsneutraal meestal 'dyslect' (meervoud 'dyslecten') genoemd.
Varianten
Ook al bleken er talrijke varianten van dyslexie te kunnen worden onderscheiden en er naarmate het onderzoek vorderde ook steeds meer uitgegaan wordt van een samenloop van meerdere mogelijke oorzaken, kenmerkend is dat de hersenen veelal onvoldoende in staat zijn visuele of auditieve informatie te interpreteren. Dit handicap of nadeel kunnen de hersenen zelf evenwel op verschillende manieren compneseren: deels, of in het geval van een milde vorm zelfs volledig. Dit gebeurt doordat de hersenen daarvoor spontaan andere hersenfuncties gaan gebruiken. Dit is echter wel afhankelijk van de omvang van de aandoening. Op jonge leeftijd kan stimulering en training van de hersenen tot betere compensatie leiden.
Omslag in de terminologie
Berlin zag dyslexie zoals hij die in 1887 beschreef nog als een specifieke vorm van de in 1881 door Berkhan beschreven "woordblindheid". Berkhan beschreef ¨woordblindheid¨ in algemene termen, maar het aantal personen die hij onderzocht is niet gedetailleerd gedocumenteerd: zijn beschrijvingen waren gebaseerd op observaties van verschillende patiënten met lees- en schrijfproblemen in psychiatrische klinieken.
Doordat Berlin zich bij zijn introductie van de term "dyslexie" voornamelijk baseerde op zijn nauwkeurige observatie van een enkele patiënt -een jongen met ernstige lees- en schrijfproblemen maar desalniettemin normale intelligentie op andere gebieden- kon Berlin een meer gedetailleerd en specifiek begrip van de aandoening ontwikkelen.
De omslag in het gebruik van de oospronkelijke term "woordblindheid" naar "dyslexie" als beter alternatief vond geleidelijk plaats. Hoewel Berlin de term "dyslexie" introduceerde in 1887, duurde het enige tijd voordat deze term wijdverspreid werd geaccepteerd en de oudere term "woordblindheid" verving. Deze verschuiving gebeurde voornamelijk in de eerste helft van de 20e eeuw, toen meer onderzoek werd gedaan naar lees- en schrijfstoornissen en de neurologische en cognitieve aspecten ervan beter werden begrepen.
Het was niet één enkele persoon die de omslag van "woordblindheid" naar "dyslexie" bepleitte. De omslag betrof eerder een bredere acceptatie binnen de wetenschappelijke en medische gemeenschap. Onderzoekers en clinici die werkten aan lees- en schrijfstoornissen begonnen de term "dyslexie" te gebruiken. Dit omdat deze een meer accurate weergave bood van de complexe aard van de aandoening. Hierdoor werd "woordblindheid" geleidelijk vervangen door "dyslexie" als de voorkeursbenaming voor de specifieke lees- en schrijfproblemen die vandaag de dag onder deze term vallen.
In de 20e eeuw begonnen onderzoekers en specialisten in onderwijs en psychologie te (h)erkennen dat dyslexie meer te maken heeft met fonologische verwerking dan met visuele beperkingen. Deze verschuiving in begrip kwam voort uit uitgebreid onderzoek naar de aard van lees- en schrijfproblemen.
De vervanging van de onjuiste term ¨woordblindheid¨ voor de huidige alom erkende term dyslexie is een geleidelijk proces geweest, waarbij onderzoekers zoals Samuel T. Orton in de jaren 1920 en 1930 een grote rol speelden. Orton's werk legde de basis voor het begrip dat dyslexie een taalverwerkingsstoornis is, niet een visuele stoornis. Zijn onderzoek naar de neurologische basis van dyslexie hielp bij het verschuiven van de focus weg van visuele problemen naar een bredere kijk op de fonologische en neurologische aspecten van dyslexie.
Vooroordelen over ten onrechte vermeende lagere intelligentie
Personen met dyslexie worden met een hardnekkig vooroordeel ten onrechte voor minder intelligent gehouden. Vele mensen en organisaties hebben zich sterk hebben gemaakt om dat misverstand uit te bannen dat personen met dyslexie minder intelligent zouden zijn.
Er zijn veel bekende en succesvolle personen met dyslexie die als inspirerende voorbeelden dienen om dat vooroordeel te ontzenuwen. Een belangrijke voorvechters tegen dat misverstand is de Stichting Dyslexie Nederland: Deze organisatie zet zich in voor meer begrip en betere ondersteuning voor personen met dyslexie. Ze organiseert campagnes en geeft voorlichting om het stigma rond dyslexie te verminderen.
Wereldwijd is nog steeds de door de Amerikaan Orton opgerichte International Dyslexia Association (IDA) actief en biedt hulp, voorlichting en steun aan personen met dyslexie. Deze organisatie heeft ook veel onderzoek gefinancierd dat aantoont dat er geen verband bestaat tussen dyslexie en intelligentie.
Vooral wetenschappers zoals Orton, een Amerikaanse pionier in het onderzoek naar dyslexie, benadrukten dat dyslexie een taalverwerkingsstoornis is en geenszins enig teken dat zou duiden op lagere intelligentie.
Huidige stand van zaken in het moderne onderzoek naar de oorzaak
Het ontstaan van dyslexie is nog steeds mysterieus. Daarover lopen de meningen van de onderzoekers uiteen. Doorgaans neemt men echter wel aan dat die oorzaak van het lees- en schrijfprobleem gelegen moet zijn in een minder goed functioneren van een persoons fonologische taalverwerking.
Er zijn echter diverse belangrijke gebieden van onderzoek met voorlopige theorieën, die door onderzoekers verder worden verkend. Het moderne onderzoek naar dyslexie omvat dan ook meerdere disciplines, waaronder neurowetenschappen, psychologie en genetica. Die benadering vanuit dit multidisciplinaire perspectief helpt wetenschappers vanuit de meerdere invalshoeken een meer volledig beeld te krijgen van de mogelijke oorzaken en mechanismen achter het ontstaan van dyslexie.
Niet betwijfeld wordt dat dyslexie een neurologische basis heeft. Het neurologisch onderzoek heeft meer concreet aangetoond, maar ondertussen de oorsprong daarvan nog steeds niet blootgelegd, dat er sustantiële verschillen zouden bestaan in de hoeveelheid zogeheten ¨grey matter¨ (¨grijze stof¨) in specifieke hersengebieden bij personen die symptomen van dyslexie ervaren. Dit suggereert dat de ontwikkeling van de hersenen, reeds op jongere leeftijd, een rol zou kunnen spelen in het zich uiteindelijk manifesteren van dyslexie.
De problemen die zich voordoen als symptomen van dyslexie doen dat vooral met betrekking tot klanken en letters. Zodra een kind enige tijd na te hebben leren spreken onderwijs geniet en daarbij blijkt te worden gehinderd door deze symptomen ontstaat veelal onvermijdelijk een leerachterstand. Uit die achterstand mag echter niet lichtvaardig worden aangenomen of overhaast worden geconcludeerd dat die een uiting zou zijn van een lagere of mindere intelligentie dan die van leeftijdgenoten.
Ondanks het nog steeds niet ontrafeld mysterie bestaat er in elk geval wel een aanwijzing dat dyslexie mogelijk erfelijk zou zijn. Studies tonen althans aan dat indien een van de ouders dyslexie heeft, de kans dat een kind dan ook dyslexie zal ontwikkelen statistisch tussen de 30% en 50% ligt. Die mogelijke erfelijkheid van dyslexie heeft dan ook geleid tot de betrokkenheid van genetici en aangezet tot een gericht onderzoek naar specifieke genen, die zouden kunnen bijdragen aan het ontstaan van dyslexie en ook eventuele andere obstakels voor het lerende kind. Een van de meest onderzochte aspecten van dyslexie is de fonologische verwerking, d.w.z. het vermogen klanken in een taal te herkennen en te manipuleren. Juist problemen op dit terrein kunnen leiden tot de typische, voor deskundigen herkenbare lees- en schrijfproblemen die met dyslexie gepaard gaan.
Hoewel er nog veel te leren valt over dyslexie, zijn wetenschappers het erover eens dat het een complexe en multicausale aandoening is, die niet voortkomt uit een enkele aanwijsbare oorzaak, doch daardoor veeleer een combinatie moet zijn van tegelijkertijd optredende neurologische, genetische en fonologische factoren.
Het voortdurende onderzoek naar deze meerdere oorzaken en meespelende factoren is van cruciaal belang voor het ontwikkelen van effectieve en tijdige diagnostische en ook interventiestrategieën om een verdere ontwikkeling van de symptomen af te remmen of tot stilstand te brengen.
De rol van de ¨grey matter¨
"Grey matter" is een term die verwijst naar de delen van het centrale zenuwstelsel, die voornamelijk bestaan uit neuronale cellichamen, dendrieten en niet-gemyeliniseerde axonen.
Deze ¨grijze stof¨ is een soort hersenweefsel dat donkerder van kleur is dan de witte stof, die voornamelijk uit gemyeliniseerde axonen bestaat.
Grijze stof bevat:
- Neuronale cellichamen: de hoofdelementen van zenuwcellen waar de meeste metabolische activiteiten plaatsvinden;
- Dendrieten: korte, vertakte uitlopers van neuronen die signalen ontvangen van andere neuronen;
- Niet-gemyeliniseerde axonen: dit zijn axonen zonder myelineschede, een isolerende laag die de snelheid van zenuwsignalen verhoogt.
Deze ¨grijze stof¨ is een essentieel onderdeel van het brein dat betrokken is bij spiercontrole, sensorische perceptie zoals zien en horen, geheugen, emoties, spraak, besluitvorming en zelfbeheersing. De term "grey matter" werd voor het eerst gebruikt door vroeg-19e-eeuwse onderzoekers, toen de microscopische structuur van het menselijk zenuwstelsel werd bestudeerd.
Neurologisch onderzoek heeft aangetoond dat er substantiële verschillen zijn in de hoeveelheid en verdeling van ¨grijze stof¨ in specifieke hersengebieden bij personen met dyslexie. Deze verschillen kunnen bijdragen aan de lees- en schrijfproblemen die kenmerkend zijn voor dyslexie.
Belangrijke bevindingen omvatten dat er minder ¨grijze stof¨ aanwezig is in bepaalde hersengebieden bij personen met dyslexie, met name in de linker temporale kwab, die betrokken is bij taalverwerking.
Niet alleen de hoeveelheid ¨grijze stof¨, maar ook hoe deze gebieden functioneren en met elkaar communiceren, kan verschillen bij mensen met dyslexie.
Implicaties voor onderwijs en intelligentie
Wanneer kinderen met dyslexie moeite hebben met leren lezen en schrijven, ontstaat vaak een leerachterstand. Deze leerachterstand mag echter niet lichtvaardig worden aangenomen als een uiting van lagere intelligentie. Dyslexie is een specifieke leerstoornis die losstaat van algemene intelligentie. Veel kinderen en volwassenen met dyslexie zijn zeer intelligent en beschikken over sterke vaardigheden op andere gebieden.
Er kan bij dyslectici een leerachterstand ontstaan, doordat traditionele onderwijsbenaderingen vaak niet aansluiten bij de specifieke leerbehoeften van kinderen met dyslexie. Met de juiste ondersteuning en strategieën kunnen mensen met dyslexie hun aandoening compenseren en vaak zeer succesvol zijn in hun educatieve en professionele leven. Vele succesvolle mensen in verschillende vakgebieden hebben dyslexie, hetgeen aantoont dat de stoornis niet gerelateerd kan zijn aan een vermeend gebrek aan intelligentie, maar eerder aan specifieke uitdagingen in taalverwerking.
Summiere geschiedenis van het onderzoek
Een belangrijke rol in de ontdekking van en aandacht voor dyslexie speelde de invoering van de leerplichtwet en het streven naar een nationale standaardtaal in Duitsland aan het einde van de 19e eeuw.
De historische context rond de invoering van de leerplicht en de opkomst van dyslexie als een erkende aandoening in Duitsland is veelzijdig en diep geworteld in de sociaal-politieke ontwikkelingen van destijds.
Reeds in 1881 werd de aandoening door de Duitse arts en wetenschapper Oswald Berkhan (1834-1917) voor het eerst beschreven als zogeheten ¨woordblindheid¨ De feitelijk onjuiste term ¨Wortblindheit¨ was eerder reeds in 1877 gebezigd door de veelzijdige arts en latere onderzoeker Adolf Kußmaul voor de aandoening die thans bekend staat onder de naam legasthenie.
Berkhan beschreef dyslexie nog als (een vorm van) "woordblindheid". Volgens zijn beschrijving waren de markante symptomen daarvan onder andere de volgende vijf:
- 1. Problemen met lezen: Personen met woordblindheid hadden grote moeite met het lezen van tekst: ze konden letters en woorden herkennen, maar hadden problemen met het correct verwerken van geschreven informatie.
- 2.Moeite met schrijven: Berkhan merkte op dat dezelfde personen ook moeite hadden met schrijven: ze konden letters verkeerd spellen, woorden verkeerd structureren of moeite hebben met het formuleren van hele zinnen.
- 3. Verwarring van letters: Berkhan viel op dat deze personen vaak op gelijkende letters met elkaar verwarden, zoals b/d, p/q, enz.: deze verwarring maakte het lezen en schrijven voor hen nog moeilijker.
- 4. Overslaan van woorden of letters: bij het lezen sloegen de onderzochte persnen soms woorden over of lazen ze woorden niet correct, wat het begrijpen van de tekst bemoeilijkte.
- 5. Langzame leessnelheid: de onderzochte personen lazen traag en met veel moeite, wat opmerkelijk contrasteerde met hun vaak normale intelligentie op andere gebieden.
Evolutie van het begrip en de terminologie rond dyslexie
De erkenning van dyslexie als een fonologische en neurologische stoornis het resultaat was van decennia van onderzoek en klinische observatie door verschillende pioniers in het veld:
- In 1887 was de Duitse oogarts Rudolf Berlin de eerste die de term "dyslexie" bedacht en gebruikte. Huh was werkzaam in Stuttgart toen hij de term bedacht en gebruikte om de moeilijkheden met lezen en schrijven te beschrijven bij een jongen die volgens hem overigens normaal intelligent was. Hij publiceerde zijn eerste bevindingen in het medisch tijdschrift "Archiv für Psychiatrie und Nervenkrankheiten" nog in datzelfde jaar. In dit artikel introduceerde hij de term "dyslexie" om de specifieke leesstoornis te beschrijven bij een jongen die anders normaal intelligent was.
Berlin maakte onderscheid tussen leesproblemen en visuele problemen, hoewel de term "woordblindheid" in die tijd nog steeds gebruikt werd.
- Reeds in 1881 beschreef Oswald Berkhan een geval van leesmoeilijkheden dat mogelijk als een vroege erkenning van dyslexie kan worden gezien, hoewel hij toen niet specifiek de term "woordblindheid" gebruikte.
Bekende personen met dyslexie
Historische wetenschappers met dylexie
- Veel historici geloven dat het multitalent Leonardo da Vinci dyslectisch was. Ondanks zijn lees- en schrijfproblemen was hij een briljant kunstenaar, wetenschapper en ingenieur.
- Hoewel nooit officieel gediagnosticeerd, vertoonde het leerpatroon van Albert Einstein vele kenmerken van dyslexie. Hij had grote moeite met lezen en schrijven, maar werd desalniettemin een van de meest beroemde fysici in de geschiedenis.
Het potentieel van dyslectische wetenschappers om originele inzichten en unieke verkenningen aan te dragen, blijft helaas nog vaak onbenut. Zij verkeren in een nadelige positie doordat wetenschappelijke communicatie hoofdzakelijk plaatsvindt middels teksten.
Onderzoek uit de jaren 1970 en 1980 suggereerde dat dyslexie juist gepaard gaat met aanzienlijke voordelen op het gebied van mechanische, visueel-ruimtelijke en creatieve activiteiten. gedragsneuroloog Norman Geschwind beschreef dyslexie zelfs als een “pathologie van superioriteit”. De moeilijkheden van de dyslecticus zouden paradoxaal genoeg in feite het gevolg zijn van belangrijke sterke punten in dezelfde hersenen.
In plaats van dyslexie nog te beschouwen als een ¨stoornis¨, stellen sommige onderzoekers zelfs dat het eigenlijk een onherkende bijzondere specialisatie zou betreffen in een meer globaal niveau van verkennend leren. Dit type leren manifesteert zich in het vermogen nieuwe kennis te genereren door ontdekkingen of uitvindingen, wat cruciaal is in academische en biotechnologische contexten.
Hedendaagse beroemdheden met dyslexie
- De Britse zakenman Richard Branson, de steenrijk geworden oprichter van de Virgin Group, heeft openlijk gesproken over zijn dyslexie en hoe hij deze overwon om ongehinderd door deze aandoening een van de meest succesvolle ondernemers ter wereld te worden.
- De beroemde filmregisseur Steven Spielberg heeft dyslexie en ontdekte dit zelf pas op latere leeftijd. Hij heeft altijd benadrukt dat zijn dyslexie hem juist creatiever zou hebben gemaakt.
- De actrice en comedienne Whoopi Goldberg heeft dyslexie, maar heeft desalniettemin een zeer succesvolle carrière opgebouwd en daarbij meerdere inderscheidingen zoals de Emmy, Grammy, Oscar en Tony Awards gewonnen.
- De bekende acteur Tom Cruise heeft dyslexie en heeft openlijk gesproken over zijn uitdagingen en hoe hij ermee omgaat.
Deze voorbeelden tonen dat dyslexie niets te maken heeft met een gebrek aan intelligentie. In plaats daarvan kunnen mensen met dyslexie vaak unieke talenten en sterke punten hebben of ontwikkelen, die hen zeer succesvol maken in hun gekozen vakgebieden. Vele succesvolle ondernemers, uitvinders en leiders zijn dyslectisch. Hun vermogen om “buiten de gebaande paden” te denken en risico’s te nemen, drijft vaak innovatie en verandering binnen hun organisaties en industrieën. Publieke erkenning van succesvolle dyslectici op diverse terreinen kan als inspiratie dienen voor jongeren met dyslexie. Voorbeelden zoals Richard Branson en andere prominente figuren tonen aan dat dyslexie geen belemmering hoeft te zijn voor succes.
Dyslexie positief beschouwen als een bijzondere manier van denken en de unieke voordelen ervan erkennen en benutten biedt niet alleen voordelen voor individuen met deze cognitieve stijl, maar verrijkt ook onze gemeenschappen en culturen.
Vormen van dyslexie
Onderzoek vanuit de neuropsychologie heeft aangetoond dat er verschillende vormen van dyslexie bestaan. Deze hangen samen met de diverse onderscheiden specifieke problemen die men kan ondervinden bij het lezen van woorden.[1]
Kinderen die het predicaat 'dyslexie' krijgen, blijken een heterogene groep te vormen. Er kunnen problemen zijn in het herkennen van het visuele woordbeeld, of problemen in de sfeer van begrijpen van taal en klanken. De meeste dyslectische kinderen (85%) blijken daarbij niet zozeer moeite te hebben met het herkennen van het visuele woordbeeld, maar juist meer met het verbinden van een letter met een klank.[2]
Twee vormen die bij patiënten met hersenbeschadiging kunnen optreden worden hierna beschreven. Oppervlaktedyslexie wil zeggen dat men problemen heeft met het herkennen van het woordbeeld. Bij fonologische dyslexie is het net andersom: men heeft geen moeite met het woordbeeld maar met het uitspreken van woorden. Hierbij ondervindt men vooral problemen bij het lezen van onbekende of onzinwoorden. Mogelijk hangen deze stoornissen samen met beschadigingen van specifieke gebieden in de hersenen. Bij fonologische dyslexie is dit het centrum van Broca[3] en bij oppervlaktedyslexie de linker temporale kwab.[4]
NB: Problemen alleen op het gebied van taalspelling wordt dysorthografie genoemd en wordt eveneens onder dyslexie geschaard.
Erfelijkheid
Dyslexie heeft de neiging familiegebonden te zijn, en familieleden van dyslectici hebben vaak andere taalproblemen. Dyslexie komt vaker voor bij jongens dan bij meisjes en er zijn sterke aanwijzingen dat het erfelijk is. Kinderen met dyslexie in de familie hebben een tien keer zo grote kans om dyslectisch te zijn als kinderen zonder dyslexie in de familie. De kans dat een jongen dyslectisch is als zijn vader het ook is, is wellicht 50%. Dit is iets lager voor meisjes. Genmarkers op de chromosomen 1 en 15 zijn geïdentificeerd in dyslectische families.
Diagnose
In Nederland mag de diagnose dyslexie enkel gesteld worden door een arts, gezondheidszorgpsycholoog of een orthopedagoog die is opgenomen in het BIG-register. In Vlaanderen zijn ook Masters en Bachelors in de logopedie daarvoor opgeleid.
Voor het vaststellen van de diagnose moet worden uitgesloten dat de lees- en spellingproblemen een andere oorzaak hebben, zoals een andere stoornis of slecht lees- en spellingonderwijs op de basisschool.[5] Daarnaast moet worden aangetoond dat met kwalitatief goede bijlessen de achterstand niet ingelopen wordt.[6]
Kenmerken
Vroege jeugd
Dyslexie is een ontwikkelingsstoornis die personen van alle leeftijden betreft, maar de symptomen verschillen per leeftijd. In onderzoek bij kinderen met een erfelijk risico op dyslexie worden moeilijkheden met de spraakproductie en grammaticale ontwikkeling gemeld bij een leeftijd van 30 maanden, gevolgd door een tragere verwerving van de woordenschat gedurende de jaren voordat ze naar school gaan, resulterend in achterstanden in fonologische ontwikkeling en kennis van het alfabet bij jonge schoolkinderen. Meldingen van ouders van achterstanden met spraak en taal bij kinderen met leesmoeilijkheden zijn gewoon in epidemiologische studies.
Latere jeugd
Dyslexie toont zich in volle omvang bij kinderen in de schoolgaande leeftijd. Hoewel in de meeste gevallen de spraakwaarneming intact is, hebben dyslectische kinderen moeite om na te denken over de geluidsstructuur van gesproken woorden. Door zulke fonologische problemen is het moeilijk voor hen om verband te leren leggen tussen klanken en letters van gedrukte woorden. De meeste dyslectische kinderen hebben moeite met een fonetische benadering bij het lezen en bij het spellen zijn ze niet in staat de klankstructuur van woorden weer te geven.
Hoewel dyslectische kinderen veel van hun problemen overwinnen, hebben ze later als volwassenen subtiele problemen met luisteren en lees- en schrijfvaardigheid. Door functioneel hersenonderzoek beginnen we te begrijpen waarom dit zo is. Het is gebleken dat wanneer dyslectische volwassenen woorden moeten zeggen of rijmen en dus verbale kortetermijngeheugen taken moeten uitvoeren, ze alleen een deel van de hersengebieden gebruiken die normaal betrokken zijn. Waarschijnlijk is dat hun fonologische moeilijkheden het gevolg zijn van een zwakke verbinding tussen de taalgebieden aan de voor- en achterkant van de linkerhersenhelft.
Onderzoeksresultaten
Kennis van de indicatoren voor leesvaardigheden en dyslexie heeft tot vernieuwingen in de behandeling geleid. Een baanbrekend onderzoek toonde aan dat kinderen die slecht presteerden in een fonologische verwerkingstaak voordat zij schoolgaand waren, duidelijk baat hadden bij een training in klankcategorisatie door middel van rijm en alliteratie, vooral wanneer dit gecombineerd werd met het leren van letterklanken. Als gevolg hiervan is bewezen dat training op het gebied van fonologische bewustheid gecombineerd met gestructureerde leesoefeningen, een effectieve behandeling is voor slechte lezers. Het geeft betere vooruitgang dan training in lezen of fonologische bewustheid alleen.
Twijfels
Hoewel de term dyslexie onderwerp van discussie is, zijn er zeer sterke aanwijzingen dat onverwachte leesproblemen bij kinderen veroorzaakt worden door taalstoornissen in het fonologisch gebied. Uit recent onderzoek blijkt dat dyslectische kinderen niet alleen moeite hebben met lezen, maar ook met het begrijpen van gesproken taal. Het laatste zou mogelijk te maken kunnen hebben met stoornissen in het verbale werkgeheugen.[7] Kinderen met leesmoeilijkheden hebben vaak ook vele psychosomatische problemen: klachten over hoofdpijn en moeilijkheden met zien, zijn gewoon. Met een gedetailleerde beschrijving van het geval en de familiegeschiedenis kunnen dyslectische problemen ontdekt worden. Met standaardtesten bij kinderen voor de schoolgaande leeftijd kan gemakkelijk kennis van kinderrijmpjes en letters onderzocht worden.
Klinische (behandelings-) ervaringen laten zien dat het met betrekking tot dyslexie verkeerd is af te wachten en te zien hoe het kind zich ontwikkelt. Een vertraging bij het leren lezen kan snel veranderen in een aanzienlijke leesstoornis als er niets aan gedaan wordt.
Didactische verwaarlozing
Dyslexie kan enkel worden vastgesteld als er kan worden uitgesloten dat het kind slecht onderwijs heeft gehad. In Nederland leert 25% van de kinderen onvoldoende vlot en foutloos lezen op de basisschool.[8] Hiervan is 10% functioneel analfabeet.[8] De schattingen over het percentage dyslectici lopen uiteen van 1%-3,5%.[9] Toch kunnen bijna alle kinderen leren lezen.[10] Dat betekent dat een groot deel van de kinderen onvoldoende door andere factoren leert lezen dan dat ze dyslexie hebben. Er zou dan niet gesproken moeten worden van dyslexie, maar van een kwaliteitsprobleem. De kwaliteit van de instructie is cruciaal om goed te leren lezen. De diagnose dyslexie wordt soms ten onrechte gesteld en is feitelijk sprake van didactische verwaarlozing. De oorzaak hiervan is dat scholen, leerkrachten en ouders de problemen vaak in het kind zoeken en daarbij onvoldoende oog hebben voor de eigen rol.[bron?]
Misverstand over "woordblindheid"
Door dyslexie correct te begrijpen en te benoemen, kunnen we betere ondersteuning en begrip bieden voor degenen die ermee te maken hebben. De term "woordblindheid" doet geen recht aan de uitgebreide en complexe aard van dyslexie. Deze term geeft namelijk niet volledig de complexiteit en aard van de aandoening weer. "Woordblindheid" suggereert een eenvoudige visuele beperking, terwijl de werkelijke oorzaken complexer en dieper liggend zijn. Hoewel dyslexie problemen met lezen en schrijven omvat, is het geen kwestie van blindheid of visuele beperking met betrekking tot woorden.
Dyslexie wordt grotendeels beschouwd als een probleem met de fonologische verwerking, wat betekent dat personen met dyslexie moeite hebben met het verwerken van klanken in taal. Dit heeft weinig te maken met door de term "woordblindheid" gesuggereerde visuele problemen. Ook beïnvloedt het niet alleen het lezen, maar ook het schrijven en soms zelfs het spreken en begrijpen van taal. Het gebruik van "woordblindheid" legt de nadruk ongepast op lezen en negeert de bredere impact van de aandoening.
Het gebruik van een incorrecte term als ¨woordblindheid¨ kan leiden tot misverstanden en stigmatisering. Buitenstaanders kunnen ten onrechte denken dat dyslectici slechts moeite hebben met het zien van woorden, terwijl de werkelijkheid ondertussen veel gecompliceerder is.
Aangezien dyslexie zowel als ontwikkelingsstoornis bij kinderen kan voorkomen als gevolg van hersenbeschadiging op latere leeftijd, dekt de term "woordblindheid" deze variatie niet.
Voordelen van dyslexie
Jarenlang is dyslexie vooral afgeschilderd als een gebrek dat een obstakel is bij het leren, voornamelijk met lezen en schrijven. Deze zienswijze op dyslexie als een tekortkoming heeft geleid tot een negatief stigma en onzekerheid onder personen met dyslexie. Hoewel dyslexie traditioneel nog steeds vooral beschouwd wordt als een leerstoornis, benadrukken recente inzichten en onderzoeken het daarentegen juist als een unieke cognitieve stijl met specifieke voordelen zowel individueel als maatschappelijk.
Recente studies, zoals die van Helen Taylor en Martin David Vestergaard, bezien dyslexie echter als een biologisch voordeel. Hun onderzoek betrof de eerste interdisciplinaire benadering met behulp van een evolutionair perspectief bij de analyse van onderzoeken naar dyslexie. Zij bepleiten in hun conclusies dat het perspectief op dyslexie als een neurologische aandoening of gebrek zou moeten worden losgelaten: dyslectische hersenen zijn gedurende millennia geëvolueerd om juist bij te dragen aan genetische diversiteit door vaardigheden als divergent denken en ruimtelijk inzicht te bevorderen. De benadering van dyslexie als een tekortkoming dient te verschuiven naar een focus op de sterke kanten van dyslectici, wier unieke vaardigheden dienen te worden benadrukt en ontwikkeld, zoals middels projectgebaseerd leren en visueel-ruimtelijke oefeningen.[11][12]
Taylor en Westergaard, onderzoekers aan de Universiteit van Cambridge en de Universiteit van Strathclyde die cognitie, gedrag en de hersenen bestuderen, kwamen in 2022 met de opzienbarende conclusie dat personen met dyslexie juist gespecialiseerd zouden zijn in ¨het verkennen van het onbekende¨, in de evolutie van de mens een belangrijke eigenschap bij de voor zijn overleven noodzakelijke aanpassing aan veranderende omstandigheden: deze ‘exploratieve bias’ zou een evolutionaire basis hebben en een cruciale rol spelen in het voortbestaan van de mens. Die zienswijze heeft belangrijke implicaties op zowel individueel als maatschappelijk niveau.
Dyslexie louter beschouwen als een gebrek vertelt volgens hen niet het hele verhaal.
De problemen waarmee personen met dyslexie worden geconfronteerd zouden het gevolg zijn van een cognitieve afweging tussen enerzijds het verkennen van nieuwe informatie en anderzijds het exploiteren van bestaande kennis, met als voordeel een ¨verkennende bias¨ die opmerkelijke vaardigheden van dyslectici zouden kunnen verklaren die in bepaalde domeinen worden waargenomen, zoals ontdekkingen, uitvindingen en creativiteit.
Doordat dyslectici vaak uitblinken in creatief denken en innovatie zijn zij in staat oplossingen te bedenken waar anderen wellicht niet aan denken: iets wat vooral in creatieve en probleemoplossende beroepen een groot voordeel kan zijn.
Een veelgeprezen kracht van dyslectici is hun vermogen om complexe problemen te ontwarren en verbanden te zien die anderen missen, en ook vaak tot het visualiseren van objecten en scenario’s in drie dimensies, wat van onschatbare waarde is in techniek, architectuur, kunst en andere visueel-intensieve disciplines.
Zie ook
- Dyscalculie - stoornis bij het rekenen
- Dyspraxie - stoornis bij het correct verwerken van informatie
- Fixatiedisparatie - wordt vaak aangezien voor dyslexie
Externe links
- Stichting Dyslexie Nederland (Nederland)
- Belangenvereniging Impuls & Woortblind (Nederland)
- Regionaal Instituut voor Dyslexie
- ↑ Carlson,N.R. (2001). Physiology and behavior. 7th Edition. Allyn and Bacon, Boston.
- ↑ Boder, E. (1973). Developmental dyslexia: A diagnostic approach based on three reading spelling patterns> Dev. Med. and Child Neurol., 15, 663
- ↑ Fiez, J.A. & Petersen, S.E. (1998). Neuroimaging studies of word reading. Proc. Nat.Ac. Sc. 94, 914-921
- ↑ McCarthy, R.A. & Warrington, E.K. (1990). Cognitive Neuropsychology: A Clinical Introduction. San Diego: Academic Press
- ↑ De Jong, P.F. (2008). Van ernstige problemen met lezen en/of spellen naar dyslexie: commentaar op het voorgestelde Protocol Dyslexie Diagnostiek en Behandeling. Tijdschrift voor Orthopedagogiek, nr. 3, maart 2008, p.146-152
- ↑ Onbekende auteur (2005). Veelgestelde vragen. Website Stichting Dyslexie Nederland. Verkregen op 16 maart 2008 van www.stichtingdyslexienederland.nl.
- ↑ www.uu.nl
- ↑ a b Vernooy, K. (2009). Lezen stopt nooit! Lectorale intreerede in verkorte vorm uitgesproken bij de installatie als lector Doorlopende leerlijnen: Effectief taal- en leesonderwijs. Hogeschool Edith Stein/Onderwijskundigcentrum Twente en Expertis Onderwijsadviseurs, Hengelo (O). Hengelo: Expertis.
- ↑ zoleerjekinderenlezenenspellen.nl; Hoogleraar Anna Bosman pleit voor gerichte instructie. Oefenen in de klas, zonder toeters of bellen. Didaktief nr 1-2 jrg 2008.
- ↑ Download onderwijsinspectie.nl; Iedereen kan leren lezen. Uitgave in eigen beheer, 2006.
- ↑ Helen Taylor Martin David WestergaardDevelopmental Dyslexia: Disorder or Specialization in Exploration?, in: Frontiers in Psychology, 24 June 2022, Volume 13 - 2022
- ↑ Developmental dyslexia essential to human adaptive success, study argues - Researchers say people with Developmental Dyslexia have specific strengths relating to exploring the unknown that have contributed to the successful adaptation and survival of our species