zelfrechtvaardiging
Uiterlijk
- zelf·recht·vaar·di·ging
- samenstelling van zelf zn en rechtvaardiging zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zelfrechtvaardiging | zelfrechtvaardigingen |
verkleinwoord |
de zelfrechtvaardiging v
- het aangeven waarom het eigen handelen goed of moreel aanvaardbaar is
- ▸ Het idee van een hardnekkige persoonlijkheid past natuurlijk niet binnen de discipline van de sociale psychologie die de mens vooral ziet als het resultaat van op hem inwerkende omgevingsfactoren, terwijl die mens zelf door middel van onbewuste zelfrechtvaardiging in de illusie verkeert dat hij de zaak onder controle heeft. Het is maar net hoe je er tegen aankijkt en hoe je concepten als persoonlijkheid en verandering definieert.[2]
- ▸ Praktische inzet is ook nodig. „Door je ecologische voetafdruk te verkleinen, sober te leven en vrijgevig te zijn, zorg je voor anderen en voor de schepping. Maar aan de andere kant: als ecologisch bewust handelen een vorm van zelfrechtvaardiging wordt, is het misschien goed voor de schepping, maar slecht voor ons geweten en voor onze relatie met God.”[3]
- Het woord zelfrechtvaardiging staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Pieter Beens“Groene stress om het eten van een hamburger” (02-05-2019), Reformatorisch Dagblad