zelfoplossend
Uiterlijk
- zelf·op·los·send
- samenstelling van zelf zn en oplossend bn
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | zelfoplossend | zelfoplossender | zelfoplossendst |
verbogen | zelfoplossende | zelfoplossendere | zelfoplossendste |
partitief | zelfoplossends | zelfoplossenders | - |
zelfoplossend
- automatisch zonder hulp van buitenaf overgaan in een vloeistof
- zelf de eigen problemen kunnen aanpakken
- Het woord zelfoplossend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron Teun Staal en Wilco Louwes“Enschede in zwaar weer: forse en pijnlijke bezuinigingen onvermijdelijk” (19-06-2019), Tubantia
- ↑ Weblink bron MAAIKE HOFFSTEDDE“Regels maken dom” (08 nov. 2012), De Telegraaf