zelfobservatie
Uiterlijk
- zelf·ob·ser·va·tie
- samenstelling van zelf zn en observatie zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zelfobservatie | zelfobservaties |
verkleinwoord |
de zelfobservatie v
- naar zichzelf kijken en zichzelf evalueren om zo te komen tot zelfinzicht
- ▸ Adequate zelfobservatie: 'Ik ben een beetje een rommelkont.'[2]
- ▸ De Birmese meditatieleraar en oud-zakenman van Indiase afkomst S. Goenka maakte de zakenlieden warm voor vipassana, een vorm van meditatie die hij sinds 1969 in de gehele wereld verbreidt. Beoefenaars van vipassana bevrijden zich door middel van zelfobservatie van negatieve neigingen zoals haat, woede en hebzucht. Ideaal voor managers, betoogde hij.[3]
- Het woord zelfobservatie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Spekman: 'Niet bang om een splinterpartij te worden'” (4 maart 2017), de Volkskrant
- ↑ Weblink bron “„Bedrijfsschandalen vragen om spirituele managers”” (13-08-2002), Reformatorisch Dagblad