zelfbouwgroep
Uiterlijk
- zelf·bouw·groep
- samenstelling van zelf zn en bouwgroep zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zelfbouwgroep | zelfbouwgroepen |
verkleinwoord |
- groep die in collectief particulier opdrachtgeverschap bouwt, dus zonder tussenkomst van een projectontwikkelaar
- ▸ De eerste zelfbouwgroep in de Houthavens, die onder begeleiding van architectenmaatschap De Hoofden opereert, heeft nu vijf investeerders benaderd om voor alle deelnemers garant te staan dat zij niet-verkochte woningen zullen kopen. De uitkomst zal morgenavond op een informatiebijeenkomst worden toegelicht.[1]
- ▸ Ook voor andere Amsterdamse zelfbouwgroepen is het onzeker of zij hypotheken krijgen voor de door henzelf te bouwen woningen. Dit signaleert het PvdA-raadslid Michiel Mulder....'Het zijn twee groepen die in collectief particulier opdrachtgeverschap, CPO's, willen bouwen; Nautilus op het Zeeburgereiland, en Ons Dorp in West.'[2]
- Het woord zelfbouwgroep staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron Ton Damen“Banken blokkeren zelfbouwprojecten” (8 juli 2013), Het Parool
- ↑ Weblink bron Ton Damen“Zelfbouwgroepen onzeker over hypotheek” (9 juli 2013), Het Parool