zedeloos
Uiterlijk
- ze·de·loos
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | zedeloos | zedelozer | zedeloost |
verbogen | zedeloze | zedelozere | zedelooste |
partitief | zedeloos | zedelozers | - |
zedeloos
- zonder normen en waarden met name wat betreft de seksualiteit
- Het is daar een zedeloze bende.
- Het woord zedeloos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zedeloos" herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be