wraakte
Uiterlijk
- wraak·te
vervoeging van |
---|
wraken |
wraakte
- enkelvoud verleden tijd van wraken
- Ik wraakte.
- Jij wraakte.
- Hij, zij, het wraakte.
- Ik wraakte.
- Het woord wraakte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.