wist uit
Uiterlijk
- wist uit
vervoeging van |
---|
uitwissen |
wist (…) uit
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitwissen
- Jij wist uit.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitwissen
- Hij wist uit.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitwissen
- Wist uit!
- Het woord wist uit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.