volgroeien
Uiterlijk
- Geluid: volgroeien (hulp, bestand)
- vol·groei·en
- samenstelling van vol en groeien
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
volgroeien |
volgroeide |
volgroeid |
zwak -d | volledig |
volgróeien
- volwassen worden, ontwikkelen, rijpen
- Het lichaam volgroeit en wordt geslachtsrijp.
- Over twee jaar zijn de plantjes volgroeid.
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
volgroeien |
groeide vol |
volgegroeid |
zwak -d | volledig |
vólgroeien
- vullen door middel van groei
- De vijver is volgegroeid met riet en waterplanten.
- Het woord volgroeien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "volgroeien" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Klemtoonhomogram in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Onscheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Scheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 98 %