voorwendsel
Uiterlijk
- Geluid: voorwendsel (hulp, bestand)
- voor·wend·sel
- Naamwoord van handeling van voorwenden met het achtervoegsel -sel [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | voorwendsel | voorwendselen voorwendsels |
verkleinwoord | voorwendseltje | voorwendseltjes |
het voorwendsel o
- wat voorgewend wordt
- ▸ Toen Gottfrid op zaterdag middag met zijn twee assistenten aankwam om wat extra werk te doen, zo als hij zei, had hij de versiering van de balustrade van het speelhuisje als voorwendsel gebruikt, aangebeld bij het grote huis en gezegd dat er een smaakkwestie was die hij met de ingenieur moest bespreken.[3]
- Het woord voorwendsel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "voorwendsel" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ voorwendsel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044625691
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be