visdag
Uiterlijk
- vis·dag
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | visdag | visdagen |
verkleinwoord | visdagje | visdagjes |
de visdag m
- dag waarop men kan vissen
- Ik heb de veranderingen de laatste jaren dan ook met leed aangezien. O.a. omdat er 1 x per jaar een Loosdrechtse Visdag word georganiseerd die oergezellig is, de Vuntus visdag en deze dag wordt bedreigd door de woekerende Cabomba plant. Trollen op snoek is bijna onmogelijk geworden. [2]
- dag waarop men vis in plaats van vis eet; vrijdag
- „Ha, ha, die vraag had ik wel verwacht. Wat vind je er van om op vrijdag noch vlees noch vis te eten? Of liever nog twee dagen vegetarisch te eten. Dat is nog beter voor het milieu. Dat van vrijdag visdag is een ouwe truc om een katholieke traditie in ere te herstellen. Daar trappen de mensen niet meer in.” [3]
- Vrijdag is visdag en Goede Vrijdag is de hoogdag van alle visdagen. Wie zich dan te goed doet aan een stevige lap vlees, is een slechte katholiek. Net zoals een moslim een slechte moslim en een jood een slechte jood is als hij varkensvlees eet. [4]
1. dag waarop men kan vissen
- Het woord visdag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "visdag" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ De Telegraaf 28 jan. 2016 Sportvisser vertelt over nieuwe methode aanpak waterplanten
- ↑ Tubantia 02-01-10, Hoe een mortuarium voor veel leven zorgt
- ↑ De Standaard 03 APRIL 2015 (viv) Vrijdag visdag
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be