vertrek
Uiterlijk
- ver·trek
- In de betekenis van ‘kamer’ voor het eerst aangetroffen in 1567 [1]
- [2] Naamwoord van handeling van vertrekken. [2]
1 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | vertrek | vertrekken |
verkleinwoord | vertrekje | vertrekjes |
2 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | vertrek | - |
verkleinwoord | - | - |
het vertrek o
- (bouwkunde), (wonen) een afgesloten deel van een woning
- Hij verliet het vertrek en begaf zich naar het balkon.
- de actie van het vertrekken of weggaan
- Zijn vertrek kwam nogal onaangekondigd.
- Pakistan International Airlines’ (PIA) vlucht PK702 was afgelopen vrijdag om 21.20 uur klaar voor vertrek naar Islamabad. [3]
2. de actie van het vertrekken of weggaan
vervoeging van |
---|
vertrekken |
vertrek
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vertrekken
- Ik vertrek.
- gebiedende wijs van vertrekken
- Vertrek!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vertrekken
- Vertrek je?
- Het woord vertrek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vertrek" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "vertrek" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ vertrek op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tubantia Florian van Impe 10-06-19 Vrouw opent per ongeluk nooduitgang in plaats van toilet, vlucht 7 uur vertraagd
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be