vermaardheid
Uiterlijk
- ver·maard·heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vermaardheid | vermaardheden |
verkleinwoord |
de vermaardheid v
- het beroemd zijn
- ▸ Ik slenterde door de straat en kon het niet laten naar binnen te gaan bij La Cupole, ook al verdacht ik het restaurant ervan flinke prijzen te hanteren vanwege hun vermaardheid onder toeristen.[2]
- ▸ Tallis en Byrd zíjn meesters. Maar laten we vooral ook Christopher Tye en John Sheppard niet terzijde schuiven. Ze mogen dan misschien niet de vermaardheid genieten van hun tijdgenoten Tallis en Byrd, ze kunnen zich zonder meer met hen meten, afgaande op de cd met Engelse motetten en misdelen die het vijfkoppige Hilliard Ensemble heeft opgenomen.[3]
- Het woord vermaardheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Henning Mankell (vert.Clementine Luijten en Jasper Popma)“Zweedse laarzen” (2015), De Geus (uitgeverij), ISBN 9789044535723
- ↑ Weblink bron “Klassiek: Tallis, Tye, Sheppard - Hilliard Ens.” (11 juni 2008), Het Parool