venster
Uiterlijk
- ven·ster
- In de betekenis van ‘muuropening om lucht en licht door te laten’ voor het eerst aangetroffen in 1100.[1]
- Middelnederlands venster(e), vinster(e), vroege ontlening aan Latijn fenestra.[2] Evenzo ontleend zijn Nederduits Finster, Duits Fenster, Fries finster en Oudengels fenester.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | venster | vensters |
verkleinwoord | venstertje | venstertjes |
het venster o
- (techniek), (bouwkunde) een opening in de wand of muur van een gebouw, waardoor licht naar binnen kan, vaak voorzien van lucht- en waterdicht materiaal als glas
- In Algemeen Nederlands alleen schrijftaal, in Belgisch-Nederlands ook spreektaal
|
|
- Door een hennepen venster moeten kijken
opgehangen worden
1. muuropening om lucht en licht door te laten
- Het woord venster staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "venster" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "venster" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ venster op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Techniek in het Nederlands
- Bouwkunde in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %