uitloper

• Geluid:  uitloper    (hulp, bestand)

• uit·lo·per

• Naamwoord van handeling van uitlopen met het achtervoegsel -er

de uitloper m

1. (beschrijvende plantkunde) een groeiende, vaak kruipende, loot of stengel aan een boom of plant

   • Het is tijd om die uitlopers wat in te korten, anders verwildert de hele struik. 

2. overdrachtelijk: iets dat op 1) gelijkt

   • Afghanistan heeft een lange uitloper in de noordoostelijke bergen. 

• uitlopervormend

• Het woord uitloper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "uitloper" herkend door:

• Zie Wikipedia voor meer informatie.