trigonometrie
Uiterlijk
- tri·go·no·me·trie
- Leenwoord uit het modern Latijn, in de betekenis van ‘driehoeksmeting’ voor het eerst aangetroffen in 1654 [1]
- afgeleid van het Griekse 'gōnon' (hoek) met het voorvoegsel tri- met het achtervoegsel -metrie [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | trigonometrie | - |
verkleinwoord | - | - |
- (wiskunde) een deel van de wiskunde die zich bezighoudt met driehoeken en in het bijzonder de goniometrische functies
- Het woord trigonometrie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "trigonometrie" herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "trigonometrie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ trigonometrie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 13
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Voorvoegsel tri- in het Nederlands
- Achtervoegsel -metrie in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Wiskunde in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 86 %
- Prevalentie Vlaanderen 88 %