[go: up one dir, main page]

Naar inhoud springen

toc

Uit WikiWoordenboek

toc

  1. (spreektaal) maf, geschift
    «Lionel, il est complètement toc
    Lionel, die is compleet maf. [1]

toc m

  1. (spreektaal) lef
    «Après quelques minutes Gaston a repris du toc
    Na enkele minuten had Gaston weer het hoogste woord (letterlijk: zijn zelfverzekerdheid herwonnen). [1]
  2. (spreektaal) nep, namaak
    «T’as casqué une fortune pour du toc
    Je hebt een fortuin betaald voor namaaktroep. [1]