toc
Uiterlijk
toc
- (spreektaal) maf, geschift
- «Lionel, il est complètement toc.»
- Lionel, die is compleet maf. [1]
- «Lionel, il est complètement toc.»
toc m
- (spreektaal) lef
- «Après quelques minutes Gaston a repris du toc.»
- Na enkele minuten had Gaston weer het hoogste woord (letterlijk: zijn zelfverzekerdheid herwonnen). [1]
- «Après quelques minutes Gaston a repris du toc.»
- (spreektaal) nep, namaak
- «T’as casqué une fortune pour du toc.»
- Je hebt een fortuin betaald voor namaaktroep. [1]
- «T’as casqué une fortune pour du toc.»