toch

Nederlands

Uitspraak

Geluid: toch (hulp, bestand)
IPA: / tɔx / (1 lettergreep)
- (Noord-Nederland): /tɔχ/
- (Vlaanderen, Brabant): /tɔx/
- (Limburg): /dɔx/

Woordherkomst en -opbouw

In de betekenis van ‘bijwoord van causaliteit: evenwel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1452 ^[1]

Bijwoord

toch

gebruikt om iets extra te benadrukken
- Een rode broek is toch erg opvallend.
- Ik zou nou toch nog maar wel eens even goed nadenken!
▸ Dit zou toch niet mijn laatste nacht op aarde worden? Met zeven andere hikers zou ik de nacht in deze piepkleine ruimte van drie bij drie meter moeten doorbrengen.^[2]
in weerwil van iets
- Het was bar weer maar hij is toch gekomen.
om bevestiging vragend
- Hij is toch naar Amsterdam vandaag?

Schrijfwijzen

tóch (beklemtoonde vorm)
tòch (alternatief voor beklemtoonde vorm tot 1996)

Vertalingen

1. gebruikt om iets extra te benadrukken

Duits: doch ^(de)

Frans: donc ^(fr)

2. in weerwil van iets

Duits: trotzdem ^(de)
Engels: yet ^(en), nevertheless ^(en), anyway ^(en)

Frans: quand même ^(fr), néanmoins ^(fr)
Latijn: tamen ^(la)

3. om bevestiging vragend

Duits: doch ^(de)
Frans: n’est-ce pas ^(fr)

Russisch: же ^(ru)
Xhosa: torhu

Onderstaande vertalingen dienen nagekeken te worden en omgezet in de bovenstaande tabellen. Nummers na de vertalingen komen niet noodzakelijk overeen met de opgegeven definities. Voor meer uitleg zie WikiWoordenboek:Hoe vertalingen nakijken.