tetraëder
Uiterlijk
- te·tra·eder
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tetraëder | tetraëders |
verkleinwoord | tetraëdertje | tetraëdertjes |
de tetraëder m
- (wiskunde) een door vier gelijkzijdige driehoeken ingesloten lichaam
- Op die pagina's stonden verschillende tetraëders afgebeeld.
Regelmatige veelvlakken in het Nederlands | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
tetraëder • hexaëder • octaëder • decaëder • dodecaëder • icosaëder |
1. een door vier gelijkzijdige driehoeken ingesloten lichaam
- Het woord tetraëder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tetraëder" herkend door:
39 % | van de Nederlanders; |
63 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be