terp
Uiterlijk
- terp
- Leenwoord uit het Fries, in de betekenis van ‘heuvel’ voor het eerst aangetroffen in 1597 [1] [2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | terp | terpen |
verkleinwoord | terpje | terpjes |
de terp m
- oude vluchtheuvel in Friesland als wijkplaats in dijkloos land in geval van hoog water
- Het woord terp staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "terp" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
51 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "terp" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ terp op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be