taande
Uiterlijk
- taan·de
vervoeging van |
---|
tanen |
taande
- enkelvoud verleden tijd van tanen
- Ik taande.
- Jij taande.
- Hij, zij, het taande.
- Ik taande.
- Het woord taande staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
tanen |
taande