tweesprong
Uiterlijk
- Geluid: tweesprong (hulp, bestand)
- IPA: /ˈtwesprɔŋ/
- twee·sprong
- In de betekenis van ‘wegsplitsing’ voor het eerst aangetroffen in 1567 [1]
- samenstelling van twee en sprong
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tweesprong | tweesprongen |
verkleinwoord | tweesprongetje | tweesprongetjes |
de tweesprong m
- plaats waar een weg zich in tweeën splitst
- (figuurlijk) voor een beslissende keuze staan
- De regio staat op een tweesprong en de EU kan ertoe bijdragen dat zij de weg van vrede en hervorming inslaat.
- [1]: vertakking
- [1]: wegsplitsing
- [2]: driesprong
- [1]: bifurkatie
- [1]: driesprong
1. plaats waar een weg zich in tweeën splitst
2. voor een beslissende keuze staan
- Het woord tweesprong staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tweesprong" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "tweesprong" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Figuurlijk in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %