turbotrut
Uiterlijk
- tur·bo·trut
- intensiverende samenstelling van turbo zn en trut zn , in de betekenis van ‘buitengewoon vervelende vrouw’ voor het eerst aangetroffen in 1991 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | turbotrut | turbotrutten |
verkleinwoord | turbotrutje | turbotrutjes |
de turbotrut v
- (informeel) bijzonder onaantrekkelijke of zeurderige vrouw
- ▸ In plaats van dat ze zegt dat ze bij mensen op bezoek is en niet zo gemakkelijk kan praten begint de turbotrut een kilo lulkoek van een kwartier te braken.[3]
- Het woord 'turbotrut' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ turbotrut op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "turbotrut" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Weblink bron Ik dacht ik bel eens even in: Algemeen Dagblad , jrg. 48 nr. 269 (12 maart 1994), Stichting Algemeen Dagblad, Rotterdam, p. 80 (Mobiele telecommunicatie 7) kol. 1
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Intensivering in het Nederlands
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Informeel in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal