sprot
Uiterlijk
- sprot
- van Middelnederlands sprot, wellicht verwant aan spruiten ww , in de betekenis van ‘beenvis’ aangetroffen vanaf 1293 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sprot | sprotten |
verkleinwoord | sprotje | sprotjes |
de sprot m
- (straalvinnigen) bepaald soort vis, Sprattus sprattus , de kleinste uit de haringfamilie (wikidata: sprot )
Sprattus sprattus
- Het woord sprot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sprot" herkend door:
66 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ sprot op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "sprot" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 1 lettergreep in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Straalvinnigen in het Nederlands
- Vissen in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 66 %
- Prevalentie Vlaanderen 91 %