spoedig
Uiterlijk
- spoe·dig
- In de betekenis van ‘binnen korte tijd, binnenkort’ voor het eerst aangetroffen in 1637 [1]
- Afgeleid van spoed met het achtervoegsel -ig.
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | spoedig | spoediger | spoedigst |
verbogen | spoedige | spoedigere | spoedigste |
partitief | spoedigs | spoedigers | - |
spoedig
- snel voltooid
- Ik wenste hem een spoedig herstel.
1. binnen een kort tijdsbestek
spoedig
- binnen een kort tijdsbestek
- Uw bestelling zal zo spoedig mogelijk opgestuurd worden.
Ten spoedigste.
- Zo spoedig mogelijk.
1. binnen een kort tijdsbestek
- Het woord spoedig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "spoedig" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "spoedig" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be