snorkel
Uiterlijk
- snor·kel
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘luchtpijpje bij het zwemmen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1957 [1]
vervoeging van |
---|
snorkelen |
snorkel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van snorkelen
- Ik snorkel.
- gebiedende wijs van snorkelen
- Snorkel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van snorkelen
- Snorkel je?
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | snorkel | snorkels |
verkleinwoord | snorkeltje | snorkeltjes |
de snorkel m
- een holle gebogen buis van rubber of plastic, met een mondstuk, dat je in staat stelt adem te halen als je aan het wateroppervlak zwemt met je hoofd onder water, onderdeel van een snorkeluitrusting of duikuitrusting
- Met een snorkel kun je ademhalen als je met je gezicht in het water ligt.
- een toestel voor luchtverversing in een onderzeeboot
- [2] snuiver
1. een holle gebogen buis van rubber of plastic, met een mondstuk, dat je in staat stelt adem te halen als je aan het wateroppervlak zwemt met je hoofd onder water.
2. een toestel voor luchtverversing in een onderzeeboot.
- Het woord snorkel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "snorkel" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "snorkel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- IPA: /ˈsnoːkəl/
- snor·kel
- Afkomstig van het Duitse woord Schnorchel.
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to snorkel |
he/she/it | snorkels |
verleden tijd | snorkelled snorkeled |
voltooid deelwoord |
snorkelled snorkeled |
onvoltooid deelwoord |
snorkelling snorkeling |
gebiedende wijs | snorkel |
snorkel
- onovergankelijk snorkelen.
- «Get tips for teaching kids how to snorkel.»
- Ontvang tips om kinderen snorkelen te leren.
- «Get tips for teaching kids how to snorkel.»
enkelvoud | meervoud |
---|---|
snorkel | snorkels |
snorkel
- snorkel.
- «A snorkel is a bent tube that enables you to breath with your face underwater.»
- Een snorkel is een gebogen buis die u in staat stelt om adem met je gezicht onder water te halen.
- «A snorkel is a bent tube that enables you to breath with your face underwater.»
- (scheepvaart) snuiver.
- «The first boat to be fitted with a snorkel was U-58.»
- De eerste met een snorkel uitgeruste boot was de U-58.
- «The first boat to be fitted with a snorkel was U-58.»
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 98 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %
- Woorden in het Engels
- Woorden in het Engels van lengte 7
- Woorden in het Engels met IPA-weergave
- Werkwoord in het Engels
- Onovergankelijk werkwoord in het Engels
- Zelfstandig naamwoord in het Engels
- Scheepvaart in het Engels