skalle

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: / ˈskɑlə /

• skal·le

• Werkwoord [A]: Afkomstig van het Noorse werkwoord  skall zn  (Nederlands: rok)
• Werkwoord [B]: Afkomstig van het Noorse zelfstandige naamwoord  skalle zn  (Nederlands: voorhoofd)
• Zelfstandig naamwoord: Afkomstig van het Oudnoordse zelfstandige naamwoord  skalli zn 

Naar frequentie	14469

vervoeging
onbepaalde wijs	skalle
tegenwoordige tijd	skaller
verleden tijd	skallet skalla
voltooid deelwoord	skallet skalla
onvoltooid deelwoord	skallende
lijdende vorm	skalles
gebiedende wijs	skall
vervoegingsklasse	Klasse 1 zwak
opmerking	[A+B]

[A]: skalle

1. overgankelijk, (landbouw) graan (of hennep) zuiveren om schelpen en stengels kwijt te raken
2. overgankelijk, (bosbouw) behouwen van een boomstam aan het uiteinde
3. overgankelijk iets laag voor laag pellen (bijv. en ui)
4. overgankelijk, (medisch) zich onthechten van huid (bijv. na de mazelen), schilfers verliezen

• [1]:  rense ww 
• [2]:  hogge til ww 
• [3]:  tilhugge ww 
• [3]:  skrelle ww 

[B]: skalle

1. overgankelijk stoten met het hoofd of voorhoofd
2. overgankelijk, (voetbal) koppen

	enkelvoud		meervoud
	onbepaald	bepaald	onbepaald	bepaald
nominatief	skalle	skallen	skaller	skallene
genitief	skalles	skallens	skallers	skallenes

skalle. m

1. (anatomie), voorhoofd, hoofd (van mens en dier)
2. (anatomie) hoofd, schedel
3. (anatomie) hersenen, hoofd als de zetel van begrip en denken
4. kopstoot, een (krachtige) stoot met het voorhoofd of hoofd
5. (geologie) een droge en rotsachtige hoogte op velden of weiden
6. (geologie) een ondiepte in het meer of in de zee
7. (schoeisel) winterschoeisel met de zool van het voorhoofd van rendieren (met haar erop) en met het bovenwerk van rendierhuid (schoeisel gebruikt door de Sami)
8. (voetbal) kopbal

• 
  [8]: Et par hvite finnsko
  Een paar witte Samische schoenen

• [4]: gi noen en skalle

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: / ˈskɑlə /

• skal·le

• [A]: Afkomstig van het Nynorske werkwoord  skall zn  (Nederlands: rok)
• [B]: Afkomstig van het Nynorske zelfstandige naamwoord  skalle zn  (Nederlands: voorhoofd)

vervoeging
onbepaalde wijs	skalle skalla
tegenwoordige tijd	skallar
verleden tijd	skalla
voltooid deelwoord	skalla
onvoltooid deelwoord	skallande
lijdende vorm	skallast
gebiedende wijs	skall skalla skalle
vervoegingsklasse	Klasse 1 zwak
opmerking	[A+B]

skalle

1. overgankelijk, (bosbouw) behouwen (schillen) van een boomstam aan het uiteinde

•  skalla ww 

•  hogge til ww 

• [1]:  skalle av ww 

skalle

1. aantonende wijs bedrijvende vorm van skalla

•  skall ww 
•  skalla ww 

skalle

1. aantonende wijs bedrijvende vorm van skalle

•  skall ww 
•  skalla ww 

[B]: skalle

1. overgankelijk stoten met het hoofd of voorhoofd
2. overgankelijk, (voetbal) koppen

•  skalla ww 

• [1]:  skalle av ww 

skalle

1. aantonende wijs bedrijvende vorm van skalla

•  skall ww 
•  skalla ww 

skalle

1. aantonende wijs bedrijvende vorm van skalle

•  skall ww 
•  skalla ww 

	enkelvoud		meervoud
	onbepaald	bepaald	onbepaald	bepaald
nominatief	skalle	skallen	skallar	skallane

skalle. m

1. (anatomie), voorhoofd, hoofd (van mens en dier)
2. (anatomie) hoofd, schedel
3. (anatomie) hersenen, hoofd als de zetel van begrip en denken
4. kopstoot, een (krachtige) stoot met het voorhoofd of hoofd
5. (geologie) een droge en rotsachtige hoogte op velden of weiden
6. (geologie) een ondiepte in het meer of in de zee
7. (schoeisel) winterschoeisel met de zool van het voorhoofd van rendieren of andere dieren (met haar erop) en met het bovenwerk van rendierhuid (schoeisel gebruikt door de Sami)
8. (voetbal) kopbal

• [1]:  fleinskalle zn 
• [1]:  snauskalle zn 
• [2]:  hovudskalle zn 
• [4]:  springskalle zn