symptomatisch
Uiterlijk
- symp·to·ma·tisch
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘een symptoom vormend’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- afgeleid van symptoom met het achtervoegsel -isch [2] via het Franse symptomatique [3]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | symptomatisch | symptomatischer | |
verbogen | symptomatische | symptomatischere | |
partitief | symptomatisch | symptomatischers | - |
symptomatisch
- (medisch) met betrekking tot ziekteverschijnselen
1. met betrekking tot ziekteverschijnselen
- Het woord symptomatisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "symptomatisch" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "symptomatisch" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ symptomatisch op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be