suppliek
Uiterlijk
- sup·pliek
- uit het Frans[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | suppliek | supplieken |
verkleinwoord |
de suppliek v
- verzoekschrift, bede (aan de paus)
- Het woord 'suppliek' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "suppliek" herkend door:
21 % | van de Nederlanders; |
20 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be