stoker

• Geluid:  stoker    (hulp, bestand)

• sto·ker

• Naamwoord van handeling van stoken met het achtervoegsel -er ^[1][2]

de stoker m

1. (beroep) iemand die het onderhouden van een vuur als beroep heeft
2. kwaadspreker
3. storm
4. de achterste rijder op een tandem

• brandewijnstoker, gasstoker, onruststoker, ruwstoker, tandenstoker

• stokerskramp, stokersmastelle, stokerswater

• Het woord stoker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stoker" herkend door:

• Zie Wikipedia voor meer informatie.