stekel
Uiterlijk
- ste·kel
- In de betekenis van ‘puntig uitgroeisel’ voor het eerst aangetroffen in 1181 [1]
- Afgeleid van steken met het achtervoegsel -el [2].
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stekel | stekels |
verkleinwoord | stekeltje | stekeltjes |
de stekel m
- een langwerpig, scherp stukje van bijvoorbeeld een plant of dier
- Ik haalde mijn huid aan die stekel open.
1. een langwerpig, scherp stukje van bijvoorbeeld een plant of dier
- Het woord stekel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stekel" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "stekel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ stekel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -el in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 97 %