rookkamer
Uiterlijk
- rook·ka·mer
- samenstelling van rook en kamer [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rookkamer | rookkamers |
verkleinwoord | rookkamertje | rookkamertjes |
- afgesloten ruimte voor het roken van vlees en vis
- kamer waarin personen mogen roken
- De rookkamer van het restaurant was koud en ongezellig ingericht om het roken te ontmoedigen.
- Het woord rookkamer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rookkamer" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be