roodbont
Uiterlijk
- rood·bont
- samenstelling van rood en bont
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | roodbont | - |
verkleinwoord | - | - |
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord
het roodbont o
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | roodbont | roodbonter | roodbontst |
verbogen | roodbonte | roodbontere | roodbontste |
partitief | roodbonts | roodbonters | - |
roodbont [1]
- wit met roodbruine vlekken
- (van stoffen:) geschakeerd met rode ruiten of strepen
- Het woord roodbont staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "roodbont" herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
55 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Niet met deze vorm in Woordenlijst Nederlandse Taal
- Dierkunde in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 86 %
- Prevalentie Vlaanderen 55 %