regeling
Uiterlijk
- re·ge·ling
- Naamwoord van handeling van regelen met het achtervoegsel -ing [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | regeling | regelingen |
verkleinwoord | regelingetje | regelingetjes |
- het in orde brengen, het geregeld worden of zijn
- geheel van voorschriften
- een combinatie van afspraken voor een bepaalde groep, schikking
- Gelukkig is er een regeling voor subsidie aan jonge gehandicapten.
1. een combinatie van afspraken voor een bepaalde groep
- Het woord regeling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "regeling" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |