rusa

rusa

1. (evenhoevigen) hert, een evenhoevig zoogdier uit de familie Cervidae 

• ru·sa

rusa

1. (evenhoevigen) hert, naam van soorten herkauwers uit de familie Cervidae 

• kijang

• ru·sa

rusa

1. verleden tijd van ruse
2. voltooid deelwoord van ruse

• ruset

rusa, mv

1. bepaalde vorm nominatief meervoud van rus

• rusene

rusa, v

1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van ruse

• rusen, m

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: / ˈɾʉːsɑ /

• ru·sa

• Bijvoeglijk gebruik van het voltooid deelwoord van de Nynorske werkwoorden rusa en ruse.

		stellend	vergrotend	overtreffend
onbepaald (sterk)	m/v enkelvoud	rusa
	o enkelvoud	rusa
	meervoud	rusa
bepaald (zwak)	enkelvoud en meervoud	rusa

rusa

1. dronken
2. verdoofd

• rust

Betekenis: dronken maken

rusa

1. onbepaalde wijs, tweede vorm naast ruse, zie aldaar

rusa

1. verleden tijd van rusa
2. voltooid deelwoord van rusa

rusa

1. gebiedende wijs van rusa

• rus
• ruse

Betekenis: dronken maken

rusa

1. verleden tijd van ruse
2. voltooid deelwoord van ruse

rusa

1. gebiedende wijs van ruse

• rus
• ruse

Betekenis: wegglijden

rusa

1. onbepaalde wijs, tweede vorm naast ruse, zie aldaar

rusa

1. verleden tijd van rusa
2. voltooid deelwoord van rusa

ruste rusa

1. gebiedende wijs van rusa

• rus
• ruse

Betekenis: wegglijden

rusa

1. verleden tijd van ruse
2. voltooid deelwoord van ruse

• ruste

rusa

1. gebiedende wijs van ruse

• rus
• ruse

rusa

1. vrouwelijk enkelvoud van ruso