pleidooi
Uiterlijk
- plei·dooi
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘verdedigend betoog, pleitrede’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1531 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pleidooi | pleidooien |
verkleinwoord | pleidooitje | pleidooitjes |
het pleidooi o
- een rede die een advocaat houdt voor een rechtbank om te pleiten voor zijn cliënt
- Volgende week zal het OM reageren op de pleidooien van de advocaten.
- dringend verzoek, betoog om iets te doen
- Er moet een krachtig pleidooi gehouden worden om de regering op andere gedachten te brengen.
- Hij vond gehoor met het pleidooi om snel aan de slag te gaan.
- Het woord pleidooi staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pleidooi" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "pleidooi" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be