lipstick
Uiterlijk
- lip·stick
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘lippenstift’ voor het eerst aangetroffen in 1968 [1]
- samenstelling van lip en stick (van het Engels)
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lipstick | lipsticks |
verkleinwoord | - | - |
de lipstick m
- een stift om de lippen te kleuren, een lippenstift
- Het woord lipstick staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "lipstick" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "lipstick" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be