lifeline
Uiterlijk
- life·line
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lifeline | lifelines |
verkleinwoord |
de lifeline m
- reddingslijn waarmee iemand vast zit aan een schip
- Hij wil vervolgens zonder zwemvest of lifeline bij windkracht 7 in de slagregen van boord springen in zijn dinghy om de brandstoftank vast te zetten. Ik grijp hem vast en schreeuw: 'Ben je verdomme helemaal gek geworden! Jij blijft aan boord! Laat die tank maar overboord slaan, ik betaal wel een nieuwe als we in de haven zijn: Ik dring niet tot hem door. `Ga aan de kant, Maud, ik moet dit even regelen: Ik schreeuw nog harder: 'Nee, Rob, jij gaat ons veilig naar de haven brengen. Wij krijgen deze boot niet terug op Guadeloupe als jij overboord slaat. Wij kunnen niet zonder jou verder. Ik kan niet zonder jou verder! Je laat mij hier niet alleen achter!' [1]
- (figuurlijk) de lijn die je verbindt met de rest van de wereld
- Toch had ik niet de discipline om af en toe maar één uurtje op Facebook te zitten. Dus ik ging cold turkey. De dag dat ik stopte had ik er ook echt moeite mee. Dat was confronterend. Ik had het gevoel: ik knip mijn lifeline door met de rest van de wereld. Maar juist dat ongemakkelijke gevoel, het feit dat ik het echt moeilijk vond, gaf me de bevestiging dat ik een goede beslissing had gemaakt. De volgende dag viel er dan ook een last van me af.[2]
- [1] reddingslijn, vallijn, redlijn, veiligheidslijn
- [2] levensader
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord lifeline staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Zwagerman, MarianneLeven als Jarmund ISBN 978-90-214-5595-2 pagina 32
- ↑ NRC 24 december 2012