leuter
Uiterlijk
- leu·ter
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | leuter | leuters |
verkleinwoord | leutertje | leutertjes |
de leuter m
vervoeging van |
---|
leuteren |
leuter
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van leuteren
- Ik leuter.
- gebiedende wijs van leuteren
- Leuter!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van leuteren
- Leuter je?
- Het woord leuter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "leuter" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
81 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Anatomie in het Nederlands
- Informeel in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 97 %
- Prevalentie Vlaanderen 81 %