[go: up one dir, main page]

Naar inhoud springen

lekkerkoek

Uit WikiWoordenboek
  • lek·ker·koek
enkelvoud meervoud
naamwoord lekkerkoek lekkerkoeken
verkleinwoord - -

de lekkerkoekm

  1. (kookkunst) bepaald soort peperkoek, gemaakt van roggemeel, suiker en specerijen
     Hij riep de dikke waardin bij zich, klapte haar schertsend op de kloeke heup, bestelde een fles witte wijn met lekkerkoek, juichend dat hij heden afscheid nam van 't jonkmansleven.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. lekkerkoek op website: Etymologiebank.nl
  3. Bronlink geraadpleegd op 14 februari 2023 Weblink bron De gelukkige tijding in:
    Cyriel Buysse (eds. A. van Elslander en Anne Marie Musschoot)
    Verzameld werk. Deel 4 (1977), Manteau, Brussel, ISBN 9022304558, p. 345