leb

• Geluid:  leb    (hulp, bestand)

• leb

• In de betekenis van ‘lebmaag’ voor het eerst aangetroffen in 1807 ^{[1] [2] [3] [4]}

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	leb	lebben
verkleinwoord	lebje	lebjes

de leb v / m ^[5]

1. (zoötomie) lebmaag
2. (voeding) enzym uit voornoemde maag van kalveren, dat gebruikt wordt als stremsel van melk

• lebbe

• maag-enzym, stremsel

• kaasleb

• lebaal, lebferment, lebklier, leblam, lebmaag

• Het woord leb staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "leb" herkend door:

40 %	van de Nederlanders;
46 %	van de Vlamingen.[6]

• IPA: /leːp/

• leb

leb

1. tweede persoon gebiedende wijs van leben

• lebe

• IPA: /lɛp/

• leb

• Afgeleid van het Proto-Slavische *lъbъ

leb monbezield

1. (anatomie) schedel

	enkelvoud	meervoud
nominatief	leb	lby / leby
genitief	lbu / lebu	lbů / lebů
datief	lbu / lebu	lbům / lebům
accusatief	leb	lby / leby
vocatief	lbe / lebe	lby / leby
locatief	lbu / lebu	lbech / lebech
instrumentalis	lbem / lebem	lby / leby

• leb v
• lepka v

leb v

1. (anatomie) schedel

	enkelvoud	meervoud
nominatief	leb	lbi / lebi
genitief	lbi / lebi	lbí / lebí
datief	lbi / lebi	lbem / lebem
accusatief	leb	lbi / lebi
vocatief	lbi / lebi	lbi / lebi
locatief	lbi / lebi	lbech / lebech
instrumentalis	lbí / lebí	lebmi

• leb monbezield
• lepka v

• lep monbezield

• lební

• nitrolební

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

• Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
• Příruční slovník jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)