kotbaas
Uiterlijk
- kot·baas
- samenstelling van kot en baas
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kotbaas | kotbazen |
verkleinwoord |
de kotbaas m
- huisbaas van een studentenhuis
- Bij twaalf studentenkamers in het pand waren siliconen in het deurslot gespoten. ‘Vermoedelijk gaat het om een uit de hand gelopen studentengrap. De kotbaas kon er niet mee lachen. Alle sloten moesten worden vervangen.’ 25.11[1]
- Wanneer je in de douche stapt en ziet dat de douchekop afgebroken is - hetzij door een dronken kotgenoot die per se een microfoon wilde om te zingen, hetzij door de ouderdom van de douche - ga je als volgt te werk: haal een plastic fles, maak er met een schaar of mes enkele gaten in vanonder en tape de fles rond de douchestang. Vervolgens bel je best ook even je kotbaas, want deze oplossing begeeft het meestal wel na enkele douchebeurten.[2]
- Het woord kotbaas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kotbaas" herkend door:
58 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ De Standaard 25.11.2014
- ↑ De Standaard 23/09/2015 svg
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be