[go: up one dir, main page]

Naar inhoud springen

koningshuis

Uit WikiWoordenboek
  • ko·nings·huis
enkelvoud meervoud
naamwoord koningshuis koningshuizen
verkleinwoord koningshuisje koningshuisjes

het koningshuiso

  1. (adel) de directe familie van de koning of de koningin
    • Niet iedereen die familie is van de koning behoort tot het koningshuis. 
     De band van de Nederlandse bevolking met het koningshuis is oersterk. Dat bracht drs. Ank Bijleveld-Schouten, Commissaris van de Koning in Overijssel, dinsdagavond naar voren bij een tafelspeech op Landgoed Warmelo in Diepenheim.[1]
     Vanavond werd ik verplicht om naast graaf Bryston plaats te nemen, een pretentieuze blaaskaak die zeer weinig aan het hof is geweest. Hij is de bestuurder van een of ander godverlaten moerasland in het noorden en verkeert blijkbaar in de veronderstelling dat hij, vanwege de loyaliteit van zijn voorouders aan het koningshuis, over de koninklijke familie mag zeggen wat hij wil.[2]
  1. dynastie
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]
  1. Bronlink Weblink bron “'Band met Koningshuis is oersterk'” (21-05-2013), Tubantia
  2. Danielle Teller (vert. Marja Borg)
    “Er was eens iets anders” (2018), Ambo/Anthos uitgevers op Wikipedia, ISBN 9789026346477
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


  • ko·nings·huis
enkelvoud meervoud
naamwoord koningshuis koningshuise

koningshuis

  1. (adel) koningshuis