koopzucht
Uiterlijk
- koop·zucht
- samenstelling van koop ww en zucht [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | koopzucht | |
verkleinwoord |
- de ziekelijke neiging om te moeten kopen
- Voor vrijwel ieder probleem bestaat een televisieprogramma. Overgewicht, koopzucht, angsten, schulden, ruzie, scheiding, jaloezie, slaapproblemen, onzekerheid. Problemen die deelnemers vaak al een leven met zich meeslepen, en die op tv in rap tempo worden opgelost. [2]
- Het woord koopzucht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "koopzucht" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Lineke Nieber 25 november 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be