kluiver
Uiterlijk
- klui·ver
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kluiver | kluivers |
verkleinwoord | kluivertje | kluivertjes |
de kluiver m
- (scheepvaart) driehoekig zeil aan de boegspriet (kluifhout) van een schip, een kluiffok [2]
- iemand die kluift, die van lekker en veel eten houdt [3]
- (verouderd) (beroep) (juridisch) gerechtsdienaar [4] [5]
- [1] kluiffok
- [2] baliekluiver
- [1] kluiverboom, kluiverring
- Het woord kluiver staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kluiver" herkend door:
81 % | van de Nederlanders; |
67 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ (zeil) kluiver op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ (gerechtsdienaar) kluiver op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -er in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Scheepvaart in het Nederlands
- Verouderd in het Nederlands
- Beroep in het Nederlands
- Juridisch in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 81 %
- Prevalentie Vlaanderen 67 %