[go: up one dir, main page]

Naar inhoud springen

klauteren

Uit WikiWoordenboek
  • klau·te·ren
  • In de betekenis van ‘klimmen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1562 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
klauteren
klauterde
geklauterd
zwak -d volledig

klauteren

  1. inergatief klimmen, zich verticaal verplaatsen met behulp van alle vier de ledematen
    • Hij klauterde vaak de boom in om van het uitzicht te kunnen genieten. 
     Het is de dag voordat de Tour de France de gevreesde helling in de Vogezen aandoet. Liefhebbers klauteren alvast naar adem happend en met knarsende ketting naar boven.[2]
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]