jongeheer
Uiterlijk
- jon·ge·heer
- samenstelling van jong en heer met het invoegsel -e-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | jongeheer | jongeheren |
verkleinwoord | jongeheertje | jongeheertjes |
de jongeheer m
- (persoon) een jong persoon van het mannelijk geslacht
- Jongeheer, kom je even mee?
- (informeel), (anatomie) mannelijk geslachtsorgaan, penis, piemel
- De man liet zijn jongeheer zien.
- Het woord jongeheer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "jongeheer" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Invoegsel -e- in het Nederlands
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Persoon in het Nederlands
- Informeel in het Nederlands
- Anatomie in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %